Top Menu

Mlaz Corbier, well-read crazy man and all-around glorious inbastard, offered to translate my story, “The Camel of Morocco,” into Dutch (mainly for a university class, but I like to pretend my work is so captivating that it demands translation). I don’t read Dutch, so it is entirely possible that Mlaz may have turned this story into a space operatic porn, and if so, I would be equally as impressed and grateful. And considering Mr. Corbier’s reputation, one of wise-crackery, I am actually certain of such.

My hat is off to this good man. He took time out of his day to open one of my stories up to an entirely new audience.

De Kameel uit Marokko

door Caleb J Ross (en vertaald door Mlaz Corbier)

Abel luistert. De wind blaast een echo van alleen klinkers door het gruis tot er een steen vanuit het gemankeerde trappenhuis valt en botst en botst totdat het aanzwelt tot complete woorden. Steentjes en afgebrokkeld mortel worden door de verrotte fundering heen gedrukt, een crescendo van opgeboerde frasen uit uitgebluste longen en langs slappe lippen van eenentwintig families. Nu demonen, vastgeketend aan de heilige vloer van de vervallen moskee. De stemmen verwijten hem. En Abel… hij luistert.

Elke ramp ooit, is deze ramp. Deze ramp is met andere rampen verzonken in de loop der jaren sinds deze moskee is ingestort. Elke ramp knaagt aan een enkele, verwaarloosde zenuw. Iemands thuis, een ranch met drie slaapkamers, tien minuten van Edgerton, verliest het van een 380 km/u razende storm, toch is het enige dat Abel hoort het gefluister van de moskee. Dertig kilometer verder noordwaarts moet een Victoriaans buitenhuis recordbrekende overstromingen ondergaan en Abel voelt slechts mee met de moskee die gebukt gaat onder het gewicht van haar stenen dak. Een dak dat een hele gemeente vermorzelde, hun gebeden afsneed in midden-adem. Hij kan niet bidden voor de overlevenden, bang dat er nog meer zullen sneuvelen.

De Joden gapen. De Christenen knikken. De atheïsten halen hun schouders op. De Moslims huilen. Het puin een bevestiging voor welk geloof dan ook. Over de hele wereld rijzen voetstukken uit de grond en alle niet-Islamitische volgelingen klimmen hoger en hoger. Het regionale nieuws claimde lokale gevechten. Het Journaal maakte zich op om de landelijke gevechten te verslaan.

Officieel was de instorting niet eens zijn fout. Maar de demonen negeren dat en zwijgen daarom ook niet.

Ondanks de berichten en de rouwadvertenties weet Abel de namen van de eenentwintig families te ontwijken. Met opzet manoeuvreert hij weg van de buurtroddels en vermijdt hij de opeengehoopte waken in de gangpaden van de buurtsuper, bedacht op de ogen die hem volgens hem elke stap veroordelen. Edgerton is een dorp dat leeft op roddels. Vandaag glijdt hij langs de schappen van cornflakes, soep in blik en chips. Alles wat niet bederfelijk is, omdat zijn nieuwste restauratieproject niet ver genoeg gevorderd is om de koelkast van stroom te voorzien. Oost-Indisch doof. En zijn ogen houdt hij op de grond gefixeerd.

Voor onderdak kraakt hij. Hij woont in de verlaten huizen en hoopt dat het weer goed blijft. Bidden doet hij niet. Zijn huidige project: een klein plattelandshuis met twee slaapkamers, nu zonder dak, ramen en gezin nadat een aardschok van 7.8 op de schaal van Richter de voegen van elkaar trok en de inwoners naar het huis van een ver familielid deed vluchten. Abel waarschuwde het gezin nog dat een restauratie als deze maanden in beslag zou nemen, maar het kon ze niet meer schelen. Ze hadden nauwelijks droog brood te eten en na het instorten van de moskee voelt Abel er niets voor om meer geld te vragen dan de kosten voor zijn eten en het loon voor een werknemer hier en daar. Megan, de jongste dochter van het gezin, vroeg Abel om af en toe de dieren van de dierentuin een paar kilometer oostwaarts in de gaten te houden. “Natuurlijk,” antwoordde hij zonder de intentie het daadwerkelijk te doen.

Buiten de winkel stopt hij voor een bankje: een horde Spanjaarden in spijkerbroeken en versleten t-shirts loopt op hem af: ze kennen hem. Voor Abel is dat bankje een deel van de winkel. “Señor,” zegt de langste. “Trabajo?”

“Ja. Werk si,” antwoordt Abel. “Deze kant op. Twee mensos,” zegt hij en leidt de mannen naar zijn truck.

Ze rijden door een buurt bezaaid met Abels te herstellen huizen. De wind fluit door een kier van het autoraam, draagt stof met zich mee van de nabijgelegen akkers en fluistert beschuldigingen zoals het tegenwoordig altijd doet. De twee mannen naast hem mompelen in het Spaans. Abel is een buitenstaander die wanklanken probeert te ontdekken. Telkens nadat ze een huis passeren klampt er een nieuwe demoon zich vast aan Abels truck.

Ze arriveren bij het dubbel-slaapkamerproject terwijl de demonen zich als dreigende wolken in de stad ophouden om naschokken van de aardbeving aan te kondigen. De twee Spanjolen wijzen naar de lucht. Abel wuift het weg en knikt in de richting van de stapel gipsplaten die opzwellen door al het vocht. “Opschietos,” zegt hij. Protesten op hun lippen, maar er niet over. Ze gehoorzamen al is het na het uitwisselen van zorgelijke blikken.

Dan opent de hemel. Regen klettert op de gipsplaten en op de resten van het dak. Het tapijt is in no-time doorweekt en elke drup klinkt als “jij.” Klinkt als een refrein vol beschuldigingen. De wind giert door de gebroken ruiten. Abel bedekt tevergeefs zijn oren en negeert het geklaag van zijn werknemers.

Een ademhaling verder en het water rond het vervallen huis is gestegen tot een gracht te diep om over te steken en te breed om overheen te springen. De arbeiders schuilen onder een deel van het dak dat nog overeind staat. Abel ziet hun ogen alleen tijdens bliksemschichten. Ze zijn niet de eersten die sterven door zijn toedoen, al is het wel al een poosje geleden dat hij echte schuld heeft gevoeld.

Terwijl de regen op de grond trommelt en de wind puin naar hem blaast dat op zijn huid blijft plakken, smoren de stemmen van dode echo’s zijn eigen schreeuwen om hulp, totdat het voelt alsof hij zijn eigen ademhaling hoort in de lawaai van de storm. Hij trekt zijn lippen van elkaar, zijn adem klinkt opbeurend in deze herrie, tot het wordt geïnterrumpeerd door een scherp, “Señor!

Hij kijkt op. De kleinere arbeider gebaart naar hem, dat-ie onder het dak moet komen. Abel rent op ze af en wordt direct in hun gebed gezogen. Abel is altijd waakzaam als het om religie gaat, hij accepteert het gebaar weifelend. Toen hij nog een kind was heeft hij ooit eens gebeden, net als zijn ouders deden. Hij bad voor goede gezondheid en kreeg een storm die het leven kostte van de hond van de buren.

Abel vouwt zijn handen. In de verte verdrinken de dierentuindieren, hun geschreeuw sterft als opstijgende belletjes in een glas water. Abel probeert zich los te trekken maar de mannen sleuren hem terug. Iedere keer als hij een arm vrij krijgt steekt hij zijn hoofd op, ook al is het slechts een tel, hij zweert geluiden van overlevenden te horen in de verte.

Tijdens het repareren van de moskee absorbeerde Abel jarenlang lessen van het Moslimleven. Niet alleen uit de gemeente maar ook uit literatuur en films. Hij repareert met een unieke integriteit en leert daarom over het huishouden of de cultuur voordat hij zich overgeeft aan een project. Gebouwen drukken uit wat de mensen niet kunnen. Het is als een medicijn.

Hij pikte ook algemene feitjes op over het alledaagse leven in Islamitische landen zoals verhalen over extreme droogtes en armoede. De twee condities kwamen vaak samen tijdens de trek van nomadische stammen door de woestijn, de wanhoop werd soms bevochten door middel van wat men aderlaten noemt. Hij leerde dat het bloed van dieren nodig is om de barre omstandigheden tijdens het droogteseizoen in de woestijnen te overleven. Een kameel wordt bijvoorbeeld gemolken in een open kleicontainer. Een ader in de kop wordt doorgeprikt zodat een paar liter bloed zich met de melk mengt. De mix wordt opgeborgen totdat het bloed is gestold. Dan wordt het gedronken ware het een milkshake, langzaam indien mogelijk, maar vaak snel om overgeven te voorkomen. De meeste in Amerika geboren Moslimkinderen begrepen dit proces niet, toch vertelden de wijze ouderen erover, vol passie. Het is een ritueel, een connectie niet veel anders dan Abel eist van de gebouwen. De demonen ontkennen alles.

Ondertussen blijven de werkers bidden. Abel verstaat geen woord maar snapt dat ze hogere krachten willen aanroepen tegen de wanhoop. Abel herkent de demonen in hun buitenlandse klanken en in de taal van het kwade weer, hij zweert dat hij de twist met ze zal bijleggen.

Samen met de mannen stapelt hij hout en bakstenen op om hun krimpende eilandje in stand te houden, het is nauwelijks nog groot genoeg voor hun drie opgevouwen lichamen. Het blijft regenen, een gedreun dat uiteindelijk hun zorgen doet vergeten zodat ze een paar uur slaap krijgen.

In zijn dromen smeekt Abel om directies van de demonen. Ze bieden enkel een gekreun dat ronddoolt  net als de storm boven hem.

* * *

Abel ontwaakt naast een lege gracht en stukken boomschors om hem heen. Hij plukt de schors van zijn schoenen en gaat staan, op zijn houten eilandje dat is omgetoverd tot een voetstuk verheven boven het land. Zijn werknemers zijn vertrokken. Abel probeert hun voortdurende gebeden op te vangen maar hoort niets. De gebeden zijn gestopt. Het water ook.

Restaureren voelt voor Abel als verbondenheid, een relatie met ongrijpbare verlangens van een ongrijpbaar beest. Net als de bijbel moet een huis gebouwd worden met interpretaties die vervolgens geïnterpreteerd moet worden. Hij creëert niet een enkel model maar vervaardigd een mogelijkheid tot geluk. Echter bracht het dak van de moskee de demonen mee die alle geesten van het verleden opriepen om zijn funderingen te vervloeken.

De lucht is zwanger. Abel volgt de stank naar de dierentuin, de poorten zijn met touw bij elkaar gebonden. Gegrom en gekreun doorbreekt de stilte. Abel ploetert door de modder. Niemand houdt hem tegen, er is toch niets meer om te beschermen. Zijn demonen zijn teruggekeerd. Hij stopt zijn vingers in zijn oren maar toch worden de stemmen alsmaar luider.

De eerste man die hij tegenkomt staart door een stuk gebroken plexiglas naar het karkas van een zoogdier. Al het puin en modder maakt het onmogelijk te zien wat voor dier het is. Was. De nog intacte stukken ruit zijn besmeurd met vuil en bladeren van vele kilometers hier vandaan. Abel veegt een handvol smurrie van het raam en toont het aan de man. “Die storm had een vete. Trucks kunnen deze zooi niet hier brengen zonder dat de helft er onderweg van af waait.”

De man draait zich om, zijn overhemd ziet er officieel genoeg uit zonder dat er een spoor van dierentuin op te zien is. Hij zegt, “Heb je enig idee hoe moeilijk het is om dieren terug te krijgen? Ik weet niet eens of het jouw storm zal lukken om door die molen van bureaucratie te razen.”

“Veel dood dan?” vraagt Abel, al zegt de stank wel genoeg.

“Er is nauwelijks nog een paartje over. Ik heb de ark al geannuleerd.” Hij glimlacht.

“Geef het tijd. Je krijgt gegarandeerd nog een tweede kans. Overstromingen hebben de neiging me te achtervolgen.”

De glimlach verdwijnt en de man keert terug naar zijn beest. “Wat zeg je ervan om me een handje te helpen met deze hier? Er is geen van mijn jongens op komen dagen.”

Abel en de man staren naar het beest en overwegen hun opties. Stilte tussen de twee mannen. Er zijn geen woorden nodig voor deze onmogelijke til. “We zullen moeten wachten op een kraan of een volgende vloedgolf,” zegt de man. “Hij zag er veel kleiner uit vanaf daar gezien.”

“Wat is het eigenlijk?”

“Onder al die modder en steen zit een kameel. Zat een kameel. Ik ga op zoek naar iets kleiners. Toch bedankt.” En weg is hij.

Abel loopt ook weg, echo’s borrelen op uit de modder na elke stap die hij zet. Elk gat geeft lucht aan één van zijn demonen. Telkens als hij zijn gewicht verschuift, links, rechts, links, rechts, opent een uitlaatklep voor meer beschuldigingen.

Jij.

 

Jij.

 

Jij.

Hij navigeert door een doolhof van geluid en vraagt de stemmen wat ze willen. Maak onze gebeden af, antwoorden ze.

Abel, gebukt onder de herrie in zijn hoofd, hoort plots de laatste adem uit de kameel komen.

* * *

De rest van de dag rust hij uit op zijn houten uitkijkpost bij het verwoeste huis. De demonen zijn kalmer omdat ze weten van zijn intenties voor de nacht, al fluisteren ze af en toe nog.

Je moet je aansluiten.

Bidden betekende vroeger altijd gevouwen handen en hoofd gebogen. De houding van een poort. Abel brengt zijn handen bij elkaar. Echter voordat hij zijn houding klaar heeft, voelt hij de wind aantrekken, hoort hij gerommel. Hij laat zijn armen langs zijn zijde hangen en het onweer stopt.

Je moet je aansluiten.

De wind draagt de rotte geur van de kameel en de eerste demoon die Abel zich kan herinneren. Hij pakt een spijkerpistool en begint zijn tocht terug naar de dierentuin.

* * *

De dieren zijn verdwenen op een paar modderige bulten in de woestenij na. Een dag van windstoten heeft de modder van de giganten afgeblazen zodat je kan zien wat voor soorten het zijn. Abel passeert een nijlpaard dat dertig meter van haar poel ligt. Een olifant en twee bulten (misschien haar kalven) zijn door de overstroming naar een kuil met bomen en dode apen gesleurd. De kameel ligt nog steeds waar hij haar eerder had gevonden. In de schemering lijkt het karkas op een heuveltje. Abel ziet scherper als zijn demonen de laatste restjes lichaamswarmte van het beest tot zich nemen.

Een kapot infobord staat net buiten het stenen verblijf van de kameel. Andrea. Abel accepteert de naam al kan hij niet zeggen dat het het idee van een kameel vangt. Ze is ingestort op de grond, heeft net genoeg tegengestribbeld om het begin van een sneeuwengel in de modder te maken. Het beest is opgezwollen en als Abel een trap in de buik geeft, stroomt er vocht uit. Scheurtjes veranderen in spleten, het riviertje wordt een stroom. De geur is al genoeg reden voor Abel om zijn plan te herzien. Het geschreeuw van de demonen in zijn hoofd is echter sterker dan de stank.

Abel knielt in de modder, naast Andreas kop. Haar ogen proberen hem te vangen maar falen, net als de rest van haar wegkwijnende lichaam. Abel voelt aan haar nek, onder haar kin, over haar ruwe tong, masseert haar huid op zoek naar een ader. Hij gaat over de geatrofieerde spieren en vetophopingen. Stille hints van het leven dat ze ooit ondersteunden.

Dieper.

Hij schraapt de modder van de huid, net onder haar ogen, kamt het vuil uit haar vacht met zijn vingers totdat hij diep genoeg heeft gegraven en een ader zich blootgeeft. Het is bol en dik, strak in zijn eigen zigzagpatroon. Abel richt het spijkerpistool en vuurt.

Een dun laagje karmozijnrood ontsnapt onder de spijker vandaan. Abel sluit zijn ogen, de demonen om hem heen commanderen dat de wind moet gaan liggen. Hij proeft het bloed.

As Salaamu ‘alaikum wa rahmatulaah.

 

De smaak van koper trekt zijn speeksel tot het onderste van zijn tong vandaan. Hij veegt zijn gezicht af met zijn shirt, een dikke laag snot blijft achter op zijn mouw, meer dan hij verwachtte dat er in hem zat. Zijn speeksel blijft komen, vloeit over van zijn lip, kin, over zijn shirt totdat het de stroom van bloed vanonder de spijker ontmoet.

Een draaikolk van rood en grijs diepen het gat waarin Abel zit verder uit. Terwijl het gat groeit, krimpt de wereld. Abel gaat staan maar nog voordat zijn knieën gestrekt zijn, wordt hij terug geworpen door een bevende aarde.

De wond brengt meer regen en wind, het rood stijgt op vanuit de grond. Abel klimt boven de vloedgolf uit en droomt van specie, van al de planken van ebbenhout, de dakspanen, de kalfaten, van alle spijkers die hij nodig zou hebben om dichterbij zijn verwoeste tempel te komen. De deining en golven schreeuwen harder dan de demonen. Luider dan zijn eigen paniekerige ademhaling.

De rode vloed lift hem van de aarde, draagt zijn lichaam. Hij snakt naar adem, slikt de drek en modder van de aarde in, slikt Andreas bloed in. Zijn schuld wordt de lucht rondom hem, hij is gezuiverd van al zijn tekortkomingen.

Hij wordt wakker bij het verwoeste huis; hij leunt tegen zijn uitkijkpost. Zijn kleren plakken aan zijn lichaam, zijn gekrompen door de hitte van de zon. De wind klinkt gewoon als de wind.

Photo credit:

1 Comment

  1. […] with this fear baggage in tow, I reacted cautiously when friend and writer, Mlaz Corbier offered to translate a story from my chapbook, Charactered Pieces, into Dutch. Though I know very little of the Dutch language, I am confident that Mr. Corbier did wonderful […]

Comments are closed.

Close